Een arbeidzaam leven zal voortaan bestaan uit werken, leren en doceren

Het beroepsonderwijs  en de arbeidsmarkt zijn door de vergrijzing en de technologisering van de samenleving in transitie. Nieuwe onderwijsomgevingen met flexibele trajecten voor scholing, omscholing en bijscholing moeten zorgen dat zijinstroom en doorstroom makkelijker worden. Arbeidspotentieel met een taalachterstand moet via virtual en augmented reality skills kunnen aanleren. Een grote en acute reallocatie binnen en tussen sectoren vraagt om wendbaarheid. Verschillende banen in verschillende sectoren zullen eerder regel dan uitzondering worden. Iedereen moet mee (kunnen) doen. Een arbeidzaam leven zal voortaan bestaan uit werken, leren en doceren.

Het roer moet om. We moeten definitief afstappen van het idee dat je na twintig jaar opleiding en veertig jaar trouwe dienst met pensioen kunt gaan. We moeten toe naar een leven lang ontwikkelen. Met de toenemende globalisering, robotisering en technologische ontwikkelingen veranderen de eisen die aan werkenden worden gesteld voortdurend. Voormalige Siemens topman Ab van der Touw verwoordt het als volgt: “In de 21e eeuw zullen we zien dat het arbeidzaam leven volledig is veranderd. In het ideale geval besteden we een derde van de tijd aan werken, een derde aan leren en een derde aan doceren. Het op peil houden van kennis en vaardigheden is gewoon noodzakelijk in een kenniseconomie.”

De veranderingen in het economische verkeer zorgen over een brede linie voor een fundamentele verandering in het karakter van het werk. Routinematige en reproductieve arbeid maakt steeds meer plaats voor kenniswerk. Werk dat vraagt om het combineren en interpreteren van informatie teneinde de nieuwe vraagstukken die zich dagelijks voordoen, in samenwerking met anderen, op te lossen. Het werk wordt de primaire bron voor leren. Deze veranderingen gelden niet alleen voor een kleine elite van hoger opgeleiden. Je kunt het waarnemen op alle niveaus in een organisatie.

Als we de arbeidsmarktproblematiek structureel willen oplossen moeten we fysieke centra hebben waar om- en bijscholing een vaste programmalijn is. Van der Touw: “Je ziet in alle sectoren dat het werk verandert en het onderwijs niet meebeweegt. Ik zou het verstandig vinden als we op termijn het beroepsonderwijs rigoureus anders inrichten, het onderscheid tussen mbo, hbo en de bachelor fase van het universitair onderwijs opheffen en de opleidingen samenvoegen. De dure faciliteiten van het beroepsonderwijs kunnen dan door iedereen een leven lang worden gebruikt. Voor scholing, omscholing en bijscholing. Overdag, in de avonduren en uiteindelijk wellicht met een continurooster.”

Auteur: Henny Luijten